Composteerbedrijven en substraatproducenten hebben de handen ineengeslagen, om het aandeel compost in potgrond en teelsubstraten te vergroten.
Een rondgang langs bedrijven uit beide sectoren leert dat ze enthousiast zijn, maar er liggen ook uitdagingen.
Jaarlijks wordt er in ons land zo’n acht miljoen kuub substraat geproduceerd. Teeltsubstraten zijn onmisbaar als gezonde voedingsbodem voor gewassen. De tuinbouw maakt volop gebruik van organische teeltsubstraten. De consument koopt zijn substraat in het tuincentrum in de vorm van potgrond. De gemeentelijke hoveniers gebruiken substraat in het openbaar groen, waar het samenspel van nutriënten en organische en minerale materialen ervoor zorgt dat de jonge aanplant van bloemen, struiken en bomen kan groeien. Substraten bestaan echter voor de helft tot tweederde uit een materiaal dat in toenemende mate onder druk komt te staan: veen, ofwel turf. In verschillende delen van Europa verdwijnen jaarlijks vele meters natuurlijk hoogveen voor de productie van potgrond en professionele
teeltsubstraten. Bij het afgraven van veen komt CO2 vrij, het broeikasgas dat verantwoordelijk is voor de klimaatverandering.
De maatschappelijke en politieke druk neemt dan ook toe. Vorig jaar schaarde een meerderheid in de Tweede Kamer zich achter de motie om potgrond voor particulieren op termijn volledig turfvrij te maken. Als alternatief voor turf komt ook compost in beeld. Compost wordt al langer toegepast in potgrond en voor een
klein deel in teeltsubstraat voor de tuinbouw. De inzet van compost in substraten gaat de klimaatverandering tegen en het draagt bij aan een circulaire economie.