De Europese Commissie heeft een vernieuwde en ambitieuze strategie gepresenteerd die de bio-economie moet uitbouwen tot één van de belangrijkste pijlers van de Europese circulaire economie. De inzet is duidelijk: Europa wil minder afhankelijk worden van fossiele en geïmporteerde grondstoffen, innovatie versnellen en biomassastromen – waaronder organische reststromen – strategisch inzetten voor klimaat, natuur en economie.
Waarom een nieuwe strategie?
De bio-economie blijkt allang geen niche meer. Ze vertegenwoordigde in 2023 een waarde van bijna 2,7 biljoen euro en bood werk aan ruim 17 miljoen Europeanen. Toch blijft veel potentieel onbenut door versnipperde regelgeving, onduidelijke normen, te weinig investeringszekerheid en concurrentie om duurzame biomassa.
De Commissie wil dit doorbreken met een strategisch kader dat tot 2040 richting geeft en de bio-economie expliciet neerzet als motor voor defossilisering, circulaire groei en strategische autonomie.
Het strategisch kader bestaat uit vier lijnen
1. Innovatie sneller van lab naar praktijk
Veel kansrijke biobased innovaties stranden in de bekende ‘valley of death’: gebrek aan risicokapitaal, trage vergunningprocedures en onduidelijke regels.
De EU belooft:
• gerichte financiering (publieke middelen en met privaat kapitaal)
• snellere, duidelijkere toelatingstrajecten
• het wegnemen van tegenstrijdige of onnodig complexe regels
• een investeringsplatform dat kansrijke projecten zichtbaar maakt en private financiers aantrekt
2. Sterke markten voor biobased materialen
De EU werkt actief aan marktcreatie voor producten zoals bioplastics, biobased bouwmaterialen, groene chemie, biotextiel, bio-meststoffen en biopesticiden. Publieke inkoop wordt ingezet als drijvende kracht.
Een interessant element is de vorming van een vrijwillige Bio-based Europe Alliance: bedrijven die gezamenlijk voor 10 miljard euro aan biobased materialen willen inkopen tegen 2030. Dat geeft eerste-generatie biobased fabrieken meer zekerheid én stimuleert nieuwe waardeketens – waarin organische reststromen een sleutelrol kunnen spelen.
3. Duurzame en zekere biomassa
Europa is in principe zelfvoorzienend in biomassa, maar dat vraagt om verstandig gebruik. De strategie legt daarom nadruk op:
• maximale circulariteit: geen stort, maar hergebruik in bodem, voedsel- en diervoederketens of materiaaltoepassingen
• hoogwaardige inzet van secundaire biomassa, zoals gft, groenafval, agrarische reststromen en andere organische bijproducten
• stimulansen voor bodemverbetering, koolstofvastlegging en ecologisch verantwoord beheer.
Voor de sector van de BVOR zijn dit positieve berichten. Maximale circulariteit leidt tot een groter aanbod van organische reststromen om op te werken, hoogwaardige inzet biedt meer kansen voor innovaties en voor wat betreft bodemverbetering en koolstofvastlegging kunnen compost en aanverwante grondstoffen een belangrijke rol spelen.
4. Europa als mondiale koploper
Meer dan 50 landen hebben inmiddels een bio-economiestrategie. De EU wil hierin leidend blijven door internationale partnerschappen, het versterken van Europese bedrijven en het verkleinen van grondstoffenrisico’s.
De European Compost Network (ECN), waar de BVOR lid van is, heeft op de eerdere concept-plannen ook haar feedback gegeven in een position paper.
ECNs algemene boodschap (meer circulariteit, bodemverbetering, inzet secundaire stromen, marktontwikkeling) komt duidelijk terug in de EU-strategie, maar de concrete, technische en sectorspecifieke punten van ECN zijn niet zichtbaar verwerkt.
Meer informatie over ‘Strategic Framework for a Competitive and Sustainable EU Bioeconomy’ >
