Met ingang van 1 januari 2020 mogen agrariërs onder bepaalde omstandigheden meer compost toepassen binnen de fosfaatgebruiksnormen. Dit is vastgelegd in de ‘Uitvoeringsregeling meststoffenwet’.
De extra ruimte geldt voor grond met de fosfaattoestand hoog en voor biologische landbouwbedrijven. De fosfaatgebruiksnorm voor grond met fosfaattoestand hoog is 40 kilogram (kg) fosfaat per hectare bouwland. Wanneer een agrariër echter minimaal 20 kg fosfaat per hectare toepast in de vorm van compost, dan is de fosfaatgebruiksnorm 45 kg fosfaat en bij een biologisch bedrijf 50 kg fosfaat per hectare. Dat betekent dus 5 kg of 10 kg extra fosfaat per hectare. Agrariërs die gebruik maken van de extra fosfaatruimte moeten de betreffende percelen melden bij RVO.
Koolstofopslag
Ten opzichte van andere bodemverbeteraars bevat compost relatief veel stabiele organische stof, ook wel aangeduid als Effectieve Organische Stof (EOS). Het EOS-gehalte van compost is 90 procent, hetgeen wil zeggen dat één jaar na toediening van de compost nog 90% van de organische stof in de bodem aanwezig is. De stabiele organische stof in compost breekt na het eerste jaar slechts langzaam af, gemiddeld met 2% per jaar.
Stabiele organische stof bestaat voor circa 57% uit koolstof. Met het toepassen van compost wordt koolstof opgeslagen in de bodem. Deze koolstof is eerder door planten als CO2 uit de atmosfeer onttrokken. Compostgebruik draagt daarmee in positieve zin bij om de CO2-uitstoot te verminderen.
De BVOR geeft in onderstaande factsheet een aantal rekenvoorbeelden en nadere toelichting over de wijze waarop een agrariër die ruimte kan gebruiken.