Per 1 januari 2019 is de herziene versie van de Vrijstellingsregeling plantenresten van kracht. De Vrijstellingsregeling plantenresten is een regeling waarbij maaisel – onder voorwaarden – wordt vrijgesteld van het stortverbod buiten (afvalverwerkende) inrichtingen. Ten opzichte van de eerdere uitgave zijn een aantal zaken gewijzigd. Zo is de afstand verruimd waarbinnen materiaal mag worden toegepast, namelijk binnen een straal van 5 kilometer (dit was 1 kilometer). Daarnaast omvat de wijziging een aanpassing van de toepassingsvoorwaarden, waarbij eisen worden gesteld aan de kwaliteit van de vrijgestelde plantenresten.
Materiaal moet ‘schoon en onverdacht’ zijn
In de Vrijstellingsregeling is als voorwaarde opgenomen dat toe te passen materiaal ‘schoon en onverdacht’ is. Waar dit begrip eerder niet duidelijk omschreven was, is dit in de herziene Vrijstellingsregeling zowel voor de aanwezigheid van verontreinigingen als invasieve exoten in het materiaal expliciet beschreven.
Concreet is hierover in de toelichting het volgende opgenomen:
Over het voorkomen van verontreinigingen:
‘Schoon en onverdacht is materiaal dat ten hoogste 0,5 gewichtsprocent bodemvreemde bestanddelen bevat (conform Uitvoeringsbesluit meststoffenwet). (…) Op het gebruik van schoon en onverdacht materiaal kan worden toegezien en zo nodig gehandhaafd worde
Conform Uitvoeringsbesluit meststoffenwet betekent dat het gaat om bodemvreemde, niet-biologisch afbreekbare delen. Voorbeelden hiervan zijn zwerfvuil en andere stukken plastic, glas, steen, etc.
Over het voorkomen van invasieve plantexoten:
‘Gewezen is op het risico van voorkomende plantexoten, met name de Japanse duizendknoop, in het materiaal. In reactie hierop wordt er op gewezen dat (…) ook hier geldt dat slechts schoon en onverdacht materiaal voorwerp kan zijn van vrijstelling in de zin van deze regeling, met andere woorden materiaal dat vrij is van (resten van) plantexoten.’
Wanneer invasieve exoten in maaisel worden aangetroffen is zorgvuldige verwerking noodzakelijk om verdere verspreiding te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld via hygiënisatie in een composteerproces.
Behandeling van materiaal niet toegestaan
Behandelingen van de plantenresten die binnen de Vrijstellingsregeling worden toegepast zijn niet toegestaan, met uitzondering van beperkte mechanische behandelingen die nodig zijn om het materiaal praktisch op of in de bodem te kunnen brengen.
In de toelichting van de Vrijstellingsregeling staat het als volgt:
‘De wijziging van de regeling heeft uitsluitend betrekking op het op de bodem brengen van land- en bosbouwmateriaal, al dan niet na mechanische behandeling (zeven, verkleinen) ervan. Het opbrengen van materiaal na een andersoortige behandeling (waardoor het feitelijk niet meer is aan te merken als land- en bosbouwmateriaal), zoals bokashi of composteren, valt niet onder de vrijstellingsregeling. Hetzelfde geldt voor tussenopslag van materiaal: deze opslag valt niet onder de regeling, als aan de eisen van de regeling, waaronder de afstandseis, wordt voldaan.’
Kortom: het maken en het toepassen van Bokashi en compost is binnen de Vrijstellingsregeling niet toegestaan. Deze verwerkingsmethoden dienen plaats te vinden binnen de kaders van het Activiteitenbesluit of de Omgevingsvergunning.
Handreiking kwaliteitsborging kleine kringloop
De BVOR is bezig om praktijkervaringen op te halen bij projecten die werken met de Vrijstellingsregeling. Mede met deze informatie wil de BVOR komen tot een ‘handreiking kwaliteitsborging in de kleine kringloop’, waarin de praktische mogelijkheden en beperkingen worden beschreven.