De BVOR juicht de verduidelijking van de definitie ‘compost’ toe. Met ingang van 1 januari is een aantal wijzigingen in de Meststoffenwet van kracht geworden. Een daarvan is een verduidelijking van de definitie van compost. De nieuwe definitie maakt expliciet dat compost het product is van een aeroob bewerkingsproces en vast dient te zijn (‘niet verpompbaar’). Hiermee wordt bestaande onduidelijkheid weggenomen over wanneer een materiaal wel of niet als compost mag worden geanalyseerd en afgezet.
De nieuwe definitie in het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet luidt als volgt:
Compost is het product afkomstig uit een aeroob proces, dat bestaat uit een of meer organische afvalstoffen die al dan niet met bodembestanddelen zijn gemengd en die met behulp van micro-organismen zijn afgebroken en omgezet tot een homogeen en zodanig stabiel eindproduct dat daarin alleen nog een langzame afbraak van humeuze verbindingen plaatsvindt en dat niet mede bestaat uit dierlijke meststoffen en niet verpompbaar is;
Deze definitie is in lijn met de vastgelegde tekst in de ontwerp Europese meststoffenverordening en met definities in andere Europese landen. Ook daarin spreekt men expliciet van een ‘aeroob, gecontroleerd, thermofiel proces’ en van een vast (niet verpompbaar) product.
Aeroob proces
De toevoeging ‘aeroob’ is belangrijk omdat daarmee duidelijk wordt gemaakt dat compost alleen het product kan zijn van een composteringsproces, en niet van andere processen zoals vergisting of fermentatie. Een composteerproces vindt plaats in de aanwezigheid van zuurstof (aeroob), processen zoals vergisting of fermentatie vinden plaats in zuurstofloze omstandigheden (anaeroob). Bij compostering bereikt men hogere temperaturen (thermofiel proces) dan bij vergisting en fermentatie (mesofiel proces). Bij thermofiele omstandigheden vindt volledige afdoding plaats van plantpathogenen en onkruidzaden, bij mesofiele omstandigheden is dat niet altijd zo.
Door de verschillen in procesvoering is compost een ander product dan digestaat of fermentaat. Zo is compost biologisch stabieler en heeft het een hoger gehalte humeuze verbindingen. Ook is de fosfaat- en stikstofdynamiek van deze bodemverbeteraars verschillend.
In de praktijk werden ook plantaardige digestaten en fermentaten onterecht als compost geanalyseerd en uitgeleverd. Met de nieuwe definitie is duidelijk dat deze organische bodemverbeteraars niet onder de compost definitie vallen.
Effectieve organische stof
In reactie op de gewijzigde definitie is door verschillende partijen aangegeven dat dit ‘een beperking zou opleveren voor de ontwikkeling van kringlooplandbouw’. Hierbij doelt men op het feit dat 50% van de fosfaat in compost is vrijgesteld, terwijl dat voor bijvoorbeeld plantaardige digestaten niet het geval is. Het niet langer als compost kunnen afzetten van plantaardig digestaat zou dan leiden tot meer fosfaatbijtelling en beperkingen bij de afzet. Men gaat daarbij voorbij aan dat de 50% fosfaatvrijstelling voor compost een andere achtergrond heeft, namelijk het feit dat circa de helft van compost uit minerale delen bestaat, van waaruit geen fosfaat beschikbaar is (de ‘tarra benadering’).
Overigens is de BVOR van mening dat de meststoffenregels meer ruimte zouden moeten geven voor goede kwaliteit organische bodemverbeteraars in de breedte. Dit kan bijvoorbeeld door organische bodemverbeteraars met een relatief hoog gehalte aan effectieve organische stof en relatief beperkte hoeveelheden stikstof en fosfaat, meer forfaitaire ruimte te geven. Binnen het onderzoeksprogramma PPO Beter Bodembeheer wordt hiervoor een voorstel uitgewerkt.