Bij veel partijen bestaat belangstelling om groene reststromen, zoals maaisels en bladafval, lokaal te verwerken in plaats van deze aan te bieden bij vergunde verwerkingsinrichtingen. Vaak vinden deze initiatieven in eerste instantie plaats onder de noemer van ‘pilot’ of ‘proefneming’. Betrokken partijen geven aan in de pilot bijvoorbeeld nieuwe vormen van verwerking te willen onderzoeken of de effecten van het toepassen van bepaalde organische meststoffen.
Voor derde partijen, waaronder omgevingsdiensten en NVWA, is het vaak moeilijk om te beoordelen of er sprake is van een échte pilot. Regelmatig is het onduidelijk of het doel van een pilot daadwerkelijk is om nieuwe kennis op te doen, of dat de term pilot oneigenlijk wordt gebruikt om goedkopere, onwettige verwerking van reststromen te rechtvaardigen.
De BVOR is van mening dat goed ontworpen en goed uitgevoerde pilots een effectieve manier kunnen zijn om nieuwe methoden voor hergebruik en verwerking van groene reststromen te beproeven. Om het leereffect van pilots te garanderen en tegelijkertijd milieurisico’s te beperken is het wenselijk een aantal randvoorwaarden in acht te nemen.
Deze factsheet specificeert een achttal randvoorwaarden voor pilots met groene reststromen. Ze zijn bedoeld voor initiatiefnemers die op een goede manier een pilot willen ontwerpen en uitvoeren en voor toezichthouders die initiatieven voor pilots beoordelen en hiervoor ontheffingen verlenen.
15 maart 2021
199.72 KB